Voor de oproepingsprocedure zouden er twee smaken kunnen komen: 1) oproeping door het gerecht, al dan niet per aangetekende post, en 2) oproeping door een daartoe aan te wijzen functionaris van het gerecht, hetgeen de gerechtsdeurwaarder zou kunnen zijn, maar dan in meer neutrale vorm en niet bij exploot.
Uiteraard zijn wij in het kader van ‘toegang tot het recht’ vóór vereenvoudiging van de procesinleiding. Wat mij echter tegen de borst stuit, is dat wordt geschreven dat “de inzet van de deurwaarder de procedure zwaarder en minder laagdrempelig maakt en (…) escalerend wordt ervaren”. En dat zonder enige onderbouwing. Ik vind dat ronduit beledigend.
Als gerechtsdeurwaarders zijn wij de ogen en de oren van de overheid, de burgers en de maatschappij. Gerechtsdeurwaarders maken bij de proces-inleiding de afweging of schulden verhaalbaar zijn. Zo niet, dan adviseren wij aan de schuldeisers om de proceskosten niet te maken.
De gerechtsdeurwaarder is opgeleid en uitgerust om het persoonlijke gesprek aan de deur te voeren met de burger. Wij wijzen op rechtsmiddelen en de mogelijkheden van het extern vragen van advies via bijvoorbeeld het juridisch loket. Deze rol maakt een belangrijk onderdeel uit in het kader van Toegang tot het Recht voor de burger.
De afgelopen jaren heeft de KBvG pré-adviezen uitgebracht die hebben geleid tot aanpassing van de Wetgeving ter bescherming van burgers ter voorkoming van onnodige kosten. Denk hierbij aan de ontwikkeling van het Digitaal Beslagregister (DBR) en Schuldenwijzer. En als KBvG gaan we in ieder geval een stevige gefundeerde reactie formuleren op dit advies.
Kortom…een goed functionerende rechtstaat kan niet zonder de gerechtsdeurwaarder bij de procesinleiding.