Toen ik dit las moest ik denken aan vroeger. Vóór de invoering van de Gerechtsdeurwaarderswet per 2001 werd een gerechtsdeurwaarder benoemd bij een Gerecht. Indertijd het Kantongerecht, de Rechtbank, het Gerechtshof of de Hoge Raad der Nederlanden. De benoemde gerechtsdeurwaarder was verplicht dienst te doen tijdens de rolzitting van het betreffende gerecht. Er was zelf een kledingvoorschrift: de gerechtsdeurwaarders moest in het zwart zijn gekleed en het oranje gerechtsdeurwaarderslint dragen met de daarbij behorende zilveren penning. In die tijd waren er nog ongeveer 62 kantongerechten in Nederland. Binnen een redelijke reisafstand was voor elke burger in Nederland een gerechtsgebouw gevestigd.
De rolzittingen werden uitgeroepen door de benoemde gerechtsdeurwaarder. Als (met name) bij het Kantongerecht tijdens de behandeling van de zaak bleek dat de burger een betalingsregeling wilde treffen of dat er financiële problemen waren, dan verwees de Kantonrechter de burger naar de aanwezige gerechtsdeurwaarder om een oplossing te zoeken, zoals het treffen van een betalingsregeling of het doorverwijzen naar een hulpverlenende instantie. Met de invoering van de Gerechtsdeurwaarderwet per 2001 is het verplicht dienstdoen ter zitting van het Kantongerecht vervallen.
De huidige rol van de gerechtsdeurwaarder heeft zich inmiddels uitgebreid naar het maken van afwegingen of de gang naar de Rechter wel moet worden gemaakt als er geen verhaal is. Ofwel, het vermijden van onnodige gerechtelijke kosten. Ook dat is een mooie ontwikkeling naast het initatief van de rechtbanken door het inzetten van schuldenfunctionarissen.