Dit betekent dat nu de volgende regel geldt: Het vakantiegeld valt volledig onder het beslag ongeacht het moment waarop beslag is gelegd.
Voorbeeld
Er is op 1 april beslag gelegd. Het inkomen is € 1250. De beslagvrije voet is € 1200. Over 12 maanden wordt maandelijks € 100 aan vakantiegeld opgebouwd, zodat in de maand mei € 1200 beschikbaar komt. In de maand mei wordt € 50 en het volledige vakantiegeld (in totaal € 1250) aan de deurwaarder afgedragen.
Dit is anders wanneer het inkomen gelijk of lager is dan de toepasselijke bijstandsnorm. Wanneer in deze situatie maandelijks 5% van het inkomen incl. vakantiegeld wordt afgedragen valt het vakantiegeld niet onder het beslag.
Overgangsrecht
De wet is niet zo duidelijk over het overgangsrecht. Het leek erop dat de debiteur bij wie op 31 december 2020 beslag ligt of verrekend wordt, de eerste 12 maanden de oude beslagvrije voet zou blijven houden, tenzij sprake is van een wijziging van omstandigheden.
Nu blijkt het toch anders door de wetgever bedoeld te zijn. De deurwaarders en de uitvoeringsorganisaties hebben maximaal 12 maanden de tijd om een nieuwe beslagvrije voet te berekenen, maar ze mogen dit ook eerder doen. Hiermee wordt voorkomen dat op 1 datum alles tegelijk moet gebeuren.
Dit kan dus tot gevolg hebben dat onder meer mensen met een bijstandsuitkering volgens de kostendelersnorm en gepensioneerden al per 1 januari 2021 met een lagere beslagvrije voet geconfronteerd kunnen worden. Schuldeisers, deurwaarders en uitvoeringsorganisaties doen er verstandig aan om een verlaging van de beslagvrije voet ruim van tevoren aan te kondigen, zodat de debiteur zijn budget op de nieuwe situatie kan afstemmen.