Wanneer er sprake is van een exploot zoals bedoeld in de wet, dan betekent dit dat de gerechtsdeurwaarder ministerieplicht heeft en de Basisregistratie Personen (BRP) mag raadplegen. Volgens de ministerieplicht is een gerechtsdeurwaarder die de opdracht krijgt om een ambtshandeling te verrichten, in beginsel verplicht om aan die opdracht te voldoen. Uit de BRP verkrijgt de gerechtsdeurwaarder de adresgegevens van de wederpartij, zodat het exploot op het juiste adres kan worden betekend.
Een groot aantal exploten is in de wet geregeld, zoals de dagvaarding, verschillende beslagen en de betekening en het bevel van het vonnis. Niet alle exploten zijn expliciet in de wet geregeld, maar daarvoor biedt artikel 3:37 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de oplossing. Dit artikellid bepaalt dat in die gevallen waarin de wet of een overeenkomst de schriftelijke vorm voorschrijft, in beginsel ook het exploot in aanmerking komt. De KBvG heeft bepleit dat ook die exploten een ambtshandeling zijn en dat dus zowel de ministerieplicht geldt als de bevoegdheid de BRP te raadplegen. Dat standpunt is inmiddels door het Gerechtshof Amsterdam bevestigd.
Lees hier het volledige standpunt:
• Elk exploot is een ambtshandeling (februari 2016)