Juridisch nieuws

Curaçao. Verkoop van woning op huurgrond. Curaçaose maatschappelijke opvattingen. Tweede tussenvonnis.

Zekerheidstelling als voorwaarde voor uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring. Hof bepaalt dat schuldeiser hieraan kan voldoen door de deurwaarder de executieopbrengst rechtstreeks, dat wil zeggen zonder dat die op enig moment onvoorwaardelijk deel gaat uitmaken van het vermogen van de schuldeiser, op een kwaliteitsrekening te doen plaatsen ten titel van zekerheidstelling, totdat het hof hierover anders beslist.

Kort geding; uitleg informatieplicht schuldenaar over zijn inkomstenbronnen (artikel 475g Rv); verbod op dividenduitkeringen en aflossingen wegens dreigend paulianeus en onrechtmatig handelen.

Kort geding; executiegeschil over de tenuitvoerlegging van een in Italië verleend Europees Betalingsbevel; vorderingen tot schorsing van de ten uitvoerlegging worden afgewezen, omdat het EBB uitvoerbaar is, het niet aannemelijk is dat de rechtbank in Rome tot heroverweging zal overgaan en uitstel van de tenuitvoerlegging mogelijk nadelige gevolgen zal hebben voor de verhaalsmogelijkheden van gedaagde.

Voorlopige voorziening opschorting Derdenbeslag i.a.v. dwangakkoord/WSNP.

Beschikking inzake verkoop inbeslaggenomen aandelen. Blokkeringsregeling in statuten buiten werking gesteld (1 aandeelhouder).

Te late betaling VvE-bijdrage. Voor verzuim is geen ingebrekestelling nodig, artikel 6:31 lid 1 BW. Niet blijkt van een verplichting om na het starten van het afgesproken incassotraject voor iedere nieuwe betalingsachterstand apart nog een betalingsherinnering te sturen. Bovendien heeft de VvE expliciet gewaarschuwd dat de VvE-bijdrage vóór de eerste van de maand betaald moet zijn en een nieuwe betalingsachterstand bij de hoofdsom moet worden opgeteld. Er is geen sprake van onrechtmatig handelen van de VvE. Een discussie over de incassokosten geeft geen recht om betaling van de niet betwiste maandelijkse bijdrage op te schorten.

Executie van dwangsommen die krachtens een verstekvonnis zijn verbeurd. De veroordeling in het verstekvonnis blijkt onjuist te zijn omschreven. De vraag of niettemin dwangsommen kunnen zijn verbeurd, wordt ontkennend beantwoord.

Geschil over de vraag of een incassobureau een bedrag van € 174.475,95 aan incassokosten en € 81.760,56 aan wettelijke handelsrente mocht inhouden op de door de deurwaarder na een veroordelend vonnis geïncasseerde bedragen.

Incasso. De vordering van eiseres wordt toegewezen. Het beroep op verjaring door de gedaagde partij slaagt niet, omdat de verjaring is gestuit.